Rabarber is een echte lentegroente, ja echt, groente! Hoewel we het meestal zoet eten, in een taart, jam, siroop of moes, is het toch echt een groente.
Vooral de stengels zijn eetbaar, het blad bevat te veel oxaalzuur en is daardoor niet goed om te eten. Gedurende het seizoen wordt de smaak steeds zuurder. Na de langste dag, 21 juni, kun je de plant beter met rust laten en er niet meer van eten. Er zit dan te veel oxaalzuur in en de plant heeft ook blad en stengels nodig om zich voor te bereiden op de komende winter. Laat dus zeker 3-4 stelen zitten bij je laatste oogst.
Ook de bloem is eetbaar, rauw of kort gestoomd en doet een beetje aan de smaak van bloemkool denken.
Om te oogsten pak je de steel zo dicht mogelijk bij het hart van de plant vast en draait het blad los. Om te bewaren haal je het beste de bladeren ervan af, zo blijven de stengels langer vers. Zijn de stengels slap en hol, dan zou ik ze niet meer plukken of kopen!
Naast zoet, kun je rabarber ook goed combineren in hartige gerechten, bijvoorbeeld in een pittige saus met (vega)worstjes of gegrilde kaas, of in de soep of geroosterd samen met bieten.
Recept compote
Voor de compote snij je de rabarber in kleine stukjes en smoor je het ca 15 minuten in een beetje sinaasappelsap met suiker naar smaak (ik hou van een licht zoete compote dus voeg op 500 gr rabarber ca 75 gr suiker toe).
De ‘voet’ van de rabarber (daar waar de stengel los komt van de plant, meestal met een zwart randje) kook ik mee, dat helpt tegen de wat zure wrange smaak, ipv ‘krijt’.
Je kunt ook wat appel of aardbeien toevoegen voor een net wat andere smaak.
Lekker bij ijs of yoghurt of gewoon een schaaltje compote als tussendoortje.